Home
dichters
jaarlijsten
bronnen
COLOFON

Behorend tot: jaaroverzicht 1955                                                      versie: 15-08-2013

Titel:
Waar is de eerste morgen?
De jonge experimentele poëzie
in Vlaanderen
Samengesteld door:
Jan Walravens
Uitgeverij:
A. Manteau N.V. , Brussel
Jaar van verschijning: 1955
Omvang: 96 p en 8 pl..
Bijzonderheden:
Bevat fotokatern met portretten en biografische schetsen
Druk: N.V. Drukk. Erasmus,
Ledeberg / Gent

- 2de vermeerderde druk 1960
- 3de herziene druk 1967



Google over dit boek






4 SCHERVEN VAN 1 INLEIDING (fragmenten)

1. Wat is een experimenteel gedicht? Hoe kan het beschreven, uitgelegd, gefundeerd worden? Ik wil een gemakkelijke, gedeeltelijk-valse, toch verhelderende definitie geven: in deze poëzie wordt de mededeling van gedachten en gevoelens niet gedaan door woorden die in een logisch en redelijk zinsverband geplaatst word-en, maar door beelden. (...)

2. In het eerste nummer van Tijd en Mens stond te lezen: 'Van de poëzie zullen wij opnieuw de intuïtieve kenmerken opzoeken, met uitsluiting van het huidig Vlaams geknutsel, dat men als neo-klassicisme wil doen doorgaan'. Op 15 september 1949 kwam dat nummer op de markt. Maar een jaar vroeger waren Gebed voor de Kraaien en Registreren van Hugo Claus al verschenen.

Daarmee was de reactie op de spreek-, biecht- en moralisatiepoëzie ingezet. In de volgende nummers verschenen de eerste vooruitstrevende teksten van Ben Cami, Marcel Wauters en Albert Bontridder. Louis Paul Boon steunde door een reeks kritische bijdragen in 'Vooruit'. Adriaan de Roover en Erik van Ruysbeek brachten de twist over naar De Tafelronde en De Meridiaan. Raymond Herreman en Urbain van de Voorde - heel hun leven samen in hun gevecht tegen een vooruitstrevende poëzie - weerden duchtig af, versterkt door de zwaarwichtige Marcel Brauns.

Maar Gaston Burssens trad toe tot de redactie van Tijd en Mens. Toen werden de Vlamingen het experimenteel rumoer in Nederland gewaar. Claus had er natuurlijk al vroeger van gehoord. Van de Kerckhove of Bontridder zeker niet. Al was 'Reflex' reeds in 1948 verschenen, Lucebert, Andreus of Hanlo leerden zij slechts kennen door 'Atonaal'. Wat hier nog gewoon met de term 'modern' betiteld werd en in Nederland reeds 'experimenteel' was, dekte natuurlijk dezelfde lading niet. Over de Moerdijk was de beweging jeugdiger, onstuimiger, maar ook esthetischer. Hier streefde zij naar meer bezinning en lag meer een ethische bekommernis dan het wagen van een nieuw woordgebruik aan de grond van de strekking. Toch waren de twee literaturen dezelfde richting uitgegaan, los van alle Conferenties der Nederlandse Letteren, officiële contacten, studiebeurzen en wat weet ik nog. Het was een mooi moment, maar het was van korte duur. Het bezorgde ons twee nummers van Tijd en Mens waarin opgenomen Podium en omgekeerd. Daarna was ook dat voorbij. (...)

3. De Vlaamse modernisten spreken over de realiteit van deze tijd inplaats van over hun individuele genoegens en droefenissen. Zij hebben deze tijd met zijn teleurstelling van zovele waarden, zijn nieuwe triomf van de dood onder de vorm van concentratiekampen en atoomoorlog-en tot onderwerp van hun poëzie genomen (...)

4. Het bedrijf van deze poëzie is niet eenvoudig. De dichters die haar geleidelijk gemaakt hebben (drie afstanden: kristallisatie rondom een tijdschrift, tijd van polemieken en mise au point der theorie, tijd van werken), en resultaten bereikt hebben als De Oostakkerse Gedichten, Dood Hout, Veronica, Het land Nod, Verzen, weten wat het kost haar voort te zetten. (...)


Want men heeft begrepen hoe mateloos de ambitie van heel de beweging is en hoe zij méér wil zijn dan literatuur of poëzie. Zoals het werk der Encyclopedisten en dat der surrealisten wil zij actie zijn, omdat zij, alweer naar het woord van Boon: 'nieuwe schoonheden, nieuwe sentimenten - en misschien wel hierdoor nieuwe waarden - aan het zoeken is'. (...)

[Jan Walravens] 12 september 1955.


Bevat poëzie van
:

Guido Gezelle (1830-1899)
Paul van Ostaijen
Gaston Burssens


[Gedichten van hen zijn als introductie nog vóór de inleiding geplaatst] en

Albert Bontridder
Karel du Bois
Ben Cami
Hugo Claus
Rudo Durant
Gust Gils
Remy C. van de
    Kerckhove
Hugo Raes
Willy Roggeman
Adriaan De Roover
Erik Van Ruysbeek
Paul Snoek
Marcel Wauters
 

Namen als in boek. Dichters gestorven vóór 1900 vallen buiten het NPE-onderzoek.

terug naar boven

Bloemlezing onderzocht door: Bart FM Droog, 2013.
Pagina aangemaakt: 15-08-2013. Scan omslag collectie Poëziecentrum Nederland.


Deze pagina is mede mogelijk gemaakt door:

Vrienden van de Nederlandse Poëzie Encyclopedie

partners

       

© De Nederlandse Poëzie Encyclopedie, 2013

Webdesign Revan Barlas