Home
dichters
jaarlijsten
bronnen
COLOFON

Behorend tot: jaaroverzicht 1937                                                      versie: 11-08-2013

Titel:
Breviarium der Vlaamsche lyriek
[Samengesteld door]:
Marnix Gijsen
Uitgeverij:
Bij de Boekengilde «Die Poorte»,
Oude-God, Antwerpen
Jaar van verschijning: 1937
Omvang: 244 p.
Bijzonderheden:
2de druk 1938; 3de druk 1943;
4de druk 1953. (allen ongewijzigd).
2de druk gedrukt op de persen der drukkerij P. Lombaerts te Schoten
bij Antwerpen
5de herziene druk 1979.

Google over dit boek


Afbeelding rechts: omslag 2de druk


Inleiding (fragmenten)| Bevat poëzie van

Deze bloemlezing is onderverdeeld in afdelingen die elk een eigen thema hebben; 'Boek van natuur en tijd', 'Het boek van liefde en gezin', 'Het boek van lief en leed', 'Het boek van het godsverlangen en van ons einde', 'Het boek van spel en avontuur' en 'Het boek van het vaderland.'

Soortgelijke onderverdelingen doen zich in Vlaamse bloemlezingen van ná dit werk vaker voor. Thematische ondervelingen komen bij in Nederland uitgebrachte bloemlezingen niet tot nauwelijks voor.



Aan
de goede nagedachtenis
van
Karel van den Oever,
"dezen geduchten boschwachter
van den Heer, die rusteloos
het woud der Nederlandsche
letteren afbrakte".









Links: titelblad tweede druk, [1938]

 

INLEIDING (fragmenten)

Niet zonder bedoeling, heeft de uitgever deze verzameling lyrische gedichten, van uit de vroegste tijden tot op heden, «BREVIARIUM» genoemd. Te recht of ten onrechte wordt aldus verondersteld dat de Vlaamsche lezer de behoefte gevoelt af en toe terug te grijpen naar een of ander vers dat beteekenis voor zijn geestelijk bestaan zou hebben, want een brevier is een dagelijksch geestelijk voedsel. Alleen reeds om het schoon optimisme van deze overtuiging zou dit initiatief gewaardeerd moeten worden.

Het is inderdaad wenschelijk dat er in onze maatschappij, die zoozeer evolueert naar het baldadige en het geweldige, naar een verheerlijking van de kracht en van de materie, ten koste van het geestelijk bezit, hier en daar een vluchtheuvel worde aangebracht, die kan dienst doen als verzamelpunt voor al wie aan het leven meer eischen stellen dan de materieele. (...)

Onze 17e en 18e eeuwen werden overstroomd door een ontelbaar aantal politieke pamfletten, schimpdichten en staatkundige bespiegelingen in versvorm, waarvan er af en toe wel één artistieke waarde erlangde. Na eeuwen is René de Clercq er in geslaagd, in uitzonderlijke omstandigheden, aan het politieke gedicht voldoende poëtische substantie te geven, opdat het artistiek aanvaardbaar zou blijven.

Zoo werd ten slotte de dichter van onzen tijd gedreven om vernieuwing en verdieping van zijn werk te zoeken op het zuiver vormelijk gebied. De experimenten welke na den oorlog in Vlaanderen werden gepoogd door dichters als van Ostaijen en die neerkwamen op een negatie van den zin van het gedicht ten bate van vorm en den klank , zijn stellig niet zonder nut geweest: vooral retrospectief zijn zij te waarderen. Zij wijzen er echter op hoe de poëzie, in het nauw gedreven door het geleidelijk inkrimpen van haar terrein, een uitweg zocht langs een werkwijze die de negatie zelve was van het poëtisch bedrijf. (...)

Men zal niet verwonderd zijn indien ik mijn keuze heb beperkt tot die gedichten welke haast uitsluitend een lyrisch karakter hebben. Ik heb mij laten leiden , niet door de bezorgdheid om van de Vlaamsche poëzie door de eeuwen heen, een beeld te geven waarin al haar schakeeringen, al haar nuances zijn vertegenwoordigd; maar ik had geen andere bekommernis dan om lyrische verzen wier poëtische vitaliteit mij onbetwijfelbaar schijnt en wier artistiek gehalte gaaf werd behouden door de tijden heen. Het is haast overbodig te onderstrepen dat mijn criterium alle objectiviteit mist. Ik heb het boek samengesteld voor mijn genoegen, in de hoop dat mijn smaak zou samenvallen met dien van een groot aantal lezers. Maar ik heb mijn verdedigd tegen elke verleiding om den lezer of den dichter naar de oogen te kijken. (...)

Dat ik Vondel tot de Vlamingen heb gerekend, zal, spijts de soliede argumenten die men daar tegen kan aanbrengen, wel niemand verwonderen. Een verzameling lyrische verzen is, zonder zijn werk, niet denkbaar.

                                                             Marnix Gijsen.
St. Pieters-Woluwe, Mei 1937

terug naar boven


Bevat poëzie van
:

Anoniem (19)
Anna Bijna
    (1494-1575)
Victor Brunclair
Frans Buyle
Aug. van Cauwelaert
René de Clercq
Cornelis Crul 
    (c. 1500 - c. 1550)
André Demedts
Willem Elsschot
Guido Gezelle
Blanca Gijselen
Maurice Gilliams
Hadewych (? - 1248)
Jan Hammenecker
Justus de Harduyn
     (1582-1641)
Firmin van Hecke
Reimond Herreman
Jan I, Hertog van Brabant
     (1261-1294)
Prosper van Langendonck
Karel Leroux
Jacob van Maerlant 
    (c. 1230 - c. 1300)
Richard Minne
Wies Moens
Pol de Mont
Victor de la Montagne
Achilles Mussche
Alice Nahon
Jonker Jan van der Noot 
    (c. 1539 - c. 1595)
Jan van Nijlen
Karel van den Oever
Paul van Ostaijen
Jeanne van de Putte
Albrecht Rodenbach 
    (1856-1880)
Maurice Roelants
Anthonis de Roovere 
    (c. 1430-1482)
Jan van Stijevoort 
(c. 1495-1576)
Michiel de Swaen 
    (1654-1707)
August Vanhoutte
Paul Verbruggen
Joost van den Vondel
     (1587-1679)
Urbain van de Voorde
Karel van de Woestijne

Namen als in boek. Dichters gestorven vóór 1900 vallen buiten het NPE-onderzoek. Bron geboorte- en overlijdensdara: DBNL, www.dbnl.org.

terug naar boven

Bloemlezing onderzocht door: Bart FM Droog, 2013.
Pagina aangemaakt: 10-08-2013. Scan omslag collectie Poëziecentrum Nederland.


  Deze pagina is mede mogelijk gemaakt door:

Vrienden van de Nederlandse Poëzie Encyclopedie

partners

       

© De Nederlandse Poëzie Encyclopedie, 2013

Webdesign Revan Barlas