Home
dichters
jaarlijsten
bronnen
COLOFON

Behorend tot: jaaroverzicht 1931                                                      versie: 03-02-2013

Titel:
Christelijke dichters van dezen tijd
Bloemlezing
Bijeengebracht door:
P.J. Risseeuw
Uitgeverij:
J.H. Kok N.V., Kampen
Jaar van verschijning: 1931
Omvang: 223p.
ISBN: -
Bijzonderheden:
Bandversiering door Cor Alons
De uitgebreide herdruk verscheen in 1938 als Christelijke dichters. Deel II. Met terugwerkende kracht werd de eerste druk als
Deel 1 aangeduid.

Google over dit boek





De gedichten in deze bloemlezing zijn grotendeels door de dichters zelf gekozen. Van alle dichters, op Martin Leopold na, zijn portretfoto's of -tekeningen afgedrukt. Deze zijn te bezichtigen op de NPE-pagina Christelijke dichters 1931 - foto's.

Inleiding

Van meer dan een zijde betuigde men zich ingenomen met het plan deze bloemlezing belangrijk te doen afwijken van reeds bestaande, niet alleen door het opnemen van portretten en korte bio- en bibliografieën, doch niet het minst door het verzoek aan de dichters, ditmaal zèlf enkele verzen uit te kiezen.

Behalve Geerten Gossaert en Willem de Mérode, waren alle auteurs genegen aan het verzoek te voldoen. Slechts uit het werk van bovengenoemde dichters en uit dat van wijlen mejuffrouw Jacqueline van der Waals heb ik dus zelf een keus gemaakt.

Daar lang niet alle auteurs gebruik maakten van de tevens geboden gelegenheid een korte "aesthetische verantwoording" te geven, heb ik gemeend beter te doen, de gegevens, waarover ik te beschikken kreeg, niet in de biografieën te verwerken, doch deze bijeen te brengen onder een aanhangsel "aanteekeningen uit de correspondentie", welke aanteekeningen m.i. belangrijk materiaal verschaffen, dat kan dienen tot beter begrijpen van sommiger werk.

Ter nadere verklaring van den titel dezer bloemlezing kan ik mede deelen, dat ik mij voornamelijk heb gewend tot protestantsch-christelijke dichters na 1900, van wie ik vermoedde dat zij genegen zouden zijn hun medewerking te verleenen aan den opzet van dezen bundel; auteurs, van wie ik de overtuiging had, dat Christus en het Christendom het centrum van hun geestelijk leven is.

Ik acht het dan ook zeer wel mogelijk, en - wie onzer zou het niet wenschen - dat een eventueele herdruk kan worden uitgebreid.

Ik ben ervan overtuigd, dat deze bloemlezing voor velen een teleurstelling zal zijn: immers, het lag niet op mijn weg, een bundel "stichtelijke poëzie" bijeen te brengen. Meer dan één bekende naam wordt in dit boekje gemist. De oorzaak hiervan is zeker geen opzettelijke onwelwillendheid, doch in de meeste gevallen hebben deze "stichtelijke" verzen zoo bitter weinig met kunst te maken, dat het niet te verantwoorden is, ze een plaats te geven in een bloemlezing als deze.

Er wordt anderzijds ten opzichte van de poëzie der jongeren in het bizonder, gewezen op het gevaar van gemis aan inhoud, waarmee waarschijnlijk bedoeld wordt: gemis aan geloof en belijden.

Dat er voornamelijk sinds 1920 een christelijk-literaire opleving valt waar te nemen is echter onloochenbaar en verheugend.

Wij kunnen niet forceeren wat God laat groeien.

P.J. Risseeuw

Den Haag, Voorjaar 1931.


Bevat poëzie van
:

Seerp Anema
Jan H. Eekhout
Geerten Gossaert
Jan H. de Groot
W. Hessels
Mr. Roel Houwink
G. Kamphuis
Martin Leopold
Willem de Mérode
P. Minderaa
Hendrik Mulder
A.J.D. van Oosten
P. van Renssen
J.A. Rispens
Dr W.A.P. Smit
Jo Spierenburg
Jacqueline van der Waals
A. Wapenaar

Namen als in boek.

Jan H. de Groot, W. Hessels, G. Kamphuis, P. van Renssen en J.A. Rispens schreven een korte 'aesthetische verantwoording' bij hun werk. Anno 2013 kan deze term door 'poëtica' vervangen worden.

W. Hessels: "Het dichten was voor mij oorspronkelijk een directe onweerhoudbare uiting van mijn stemmingen, maar tegelijk 'n voldoen aan mijn diepste behoefte aan schoonheid, licht, vreugde. Deze laatste behoefte werd langzamerhand overheerschend en bracht mee 'n streven naar meer objectiviteit in de uitbeelding mijner persoonlijke stemmingen. Misschien klinkt dit wat verstandelijk zoo, in werkelijkheid was 't 'n natuurlijk proces. Al grooter immers werd het verlangen naar redding, bevrijding uit het persoonlijke, naar oplossing en opgaan in en vreugde die grooter was dan ik zelf.

Vandaar mijn liefde voor dichters als Vondel, en in onzen tijd voor J.H. Leopold en Werumeus Buning.

U zult dus begrijpen dat ik van die eerste loutere stemmingspoëzie hier geen enkel vorbeeld opstuurde; ook in mijn bundel komt nauwelijks zoo'n vers voor." (...)

P. van Renssen
: "Ik heb een, in dezen tijd noodlottige, antipathie tegen elke groep, richting, samenscholing, mode en dogma, heb geen bedoeling met mijn verzen, wil niets, of het moest zijn mij zoo oprecht, en eenvoudig mogelijk te uiten ten koste eener gemakkelijke, onwaarachtige techniek, gewild en steriel modernisme.

Ik schat verzen, die om der wille van de waarachtigheid en innerlijkheid der gevoelens en de eenvoud der uitdrukking rauw zijn, stooten en rijten, hooger dan die in welke de waarachtigheid geweld wordt aangedaan ter bereiking van een schijnbare vormgaafheid, een schoon effect, een ongebroken melodie, zoals bij Boutens en Rilke voorkomt. (...)"

J.A. Rispens: "Het verbaast mij eenigszins, mezelf hier aan te treffen. Men kan echter z'n verleden niet verloochenen: wel bewust, onbewust nooit. Ik behoor noch tot een kerkelijk, noch tot een artistiek-dogmatische groep, waarbij men zich immers welbewust aansluit.

Toch ben ik verre van tegen "gemeenschap" te zijn. Maar tenslotte is elk mensch eenzaam; en wat is gemeenschap anders, dan de tijdelijke ontmoeting van enkele gelijkgestemden?

En zoo hebben dan, afzijds van de groepen, naast die van een anderen enkele, eenige mijner verzen hier een onderkomen gevonden."

 

terug naar boven

Bloemlezing onderzocht door: Bart FM Droog, 1999/2013.


 
Deze pagina is mede mogelijk gemaakt door:

Vrienden van de Nederlandse Poëzie Encyclopedie

partners

hit counter


© De Nederlandse Poëzie Encyclopedie, 2013

Webdesign Revan Barlas