Home
dichters
jaarlijsten
bronnen
COLOFON

Behorend tot: jaaroverzicht 1925                                                      versie: 10-01-2013

'De Tuinman en de Dood'
Een door P.N. van Eyck gestolen tekst van Jean Cocteau


Waarschuwing | Het gedicht

Mario Molegraaf: "De ene stralende ster aan het zwarte zwerk van P.N. van Eycks veeldelige verzamelde werk. Hij maakte zich uitgerekend met een gedicht over de dood onsterfelijk. Heel wonderlijk, iemand die verder géén regel schreef om te onthouden maakte wel dit onvergetelijke gedicht. In 1925 publiceerde hij voor het eerst zijn meesterstuk, dat je ook als zijn meesterkraak kunt zien. Twee jaar voordien was namelijk van Jean Cocteau de roman Le grand écart ('De grote spagaat' verschenen. Wat lees je in hoofdstuk twee van dat boek? Een samenvatting van een oud Arabisch verhaal. 'Un jeune jardinier' vertelt zijn meester de Dood te hebben gezien, daarom vlucht hij naar Ispahan. 's Middags vraagt de 'prince' aan de Dood waarom die z'n tuinman bedreigde. Het was geen 'geste de menace', maar een 'geste de surprise', luidt het antwoord. Vanwaar die verbazing? 'Car je le voyais loin d'Ispahan ce matin et je dois le prendre à Ispahan ce soir.'

Ongetwijfeld heeft Van Eyck het verhaaltje met rijm en ritme tot leven gewekt. Maar even ongetwijfeld is hier van gestolen goed sprake. M. Nijhoff vond vrijwel meteen een subtiele manier om houd-de-dief te roepen. In een recensie had hij het over 'een voortreffelijke strofische weergave van de bekende Perzische legende'. Van Eyck reageerde zoals alle betrapte plagiators reageren: steekje hier, smoesje daar. Aanklacht steeds weer bewezen, dader steeds weer geprezen. Met deze kennis houd je uiteraard precies hetzelfde gedicht, maar krijg je een andere dichter. De dichter die zijn inspiratie ontvreemdde. Die eigenlijk zijn onsterfelijkheid stal. Zonder 'De Tuinman en de Dood' wordt Van Eycks oeuvre, vrees ik, een uitspansel zonder glans, maar ik besloot toch deze vervalste ster niet langer te laten schitteren."

Uit: Spiegel van de moderne Nederlandse en Vlaamse dichtkunst. Samengesteld door Hans Warren en Mario Molegraaf. Uitgeverij Balans, [Amsterdam], 2005.

Het omstreden gedicht is in dit boek afgedrukt; niet tussen de andere gedichten, maar achterin, in de afdeling 'Appendix'.

  De tuinman en de Dood


Een Perzisch edelman

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in; 'Heer, Heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar ik zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!' -

Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.

'Waarom,' zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
'Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?'

Glimlachend antwoordt hij: 'Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,

Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan.'


 

 

terug naar boven

Pagina aangemaakt door: Bart FM Droog, 10-01-2013.


 
Deze pagina is mede mogelijk gemaakt door:

Vrienden van de Nederlandse Poëzie Encyclopedie

partners



© De Nederlandse Poëzie Encyclopedie, 2012

Webdesign Revan Barlas